We gaan de banken toch niet groter maken ?

HET GEVAARLIJKE PLAN VAN PROFESSOR PEERSMAN

ERIC DE KEULENEER

Wie? Professor aan de Solvay Brussels School of Economics (ULB)

Wat? We hebben nood aan een dynamischere kapitaalmarkt, met banken die zich minder baseren op computermodellen om kredieten te verlenen.

Europa moet zijn financieel systeem hervormen, schrijft ERIC DE KEULENEER, maar meer geld voor

de banken, zoals Gert Peersman voorstelt, is geen goed antwoord op onze financiële problemen.

In zijn column ‘Het probleem van Europa’

(De Standaard 18 maart)

stelt Gert Peersman voor dat de overheid als (nieuwe) aandeelhouder vers geld in de banken injecteert, om zo hun kapitaal te versterken. Op die manier stimuleert de overheid niet alleen de groei omdat banken dan makkelijker leningen toestaan, maar ze deelt ook nog eens in de winst als aandeelhouder. Dat klinkt te mooi om waar te zijn, en dat is het eigenlijk ook.

Op zich kan het voorstel de kredietschaarste in enkele perifere eurolanden verminderen, en daarom valt het nog te overwegen. Maar veel Europese landen kampen met een ander probleem, en Peersmans plan zal hun probleem niet oplossen. Het kan zelfs de Europese financiële ziekte verergeren.

Die ziekte heeft in Europa vooral te maken met de dominante rol die banken spelen in de zogenoemde financiële intermediatie, de manier waarop de economie gefinancierd wordt. Zoals Peersman al opmerkte gebeurt dat in Europa voor 80 procent via de banken, en in de VS slechts voor 25 procent. Daar komt nog eens bij dat door de stevige link tussen banken en overheden (in het Engels spreekt men over een deadly embrace, een dodelijke omhelzing) de problemen van de overheden de banken verzwakken, en omgekeerd. Dat kan tot een gevaarlijke neerwaartse spiraal leiden.

Geen risicoloos krediet

Het probleem van landen zoals België is niet een gebrek aan kredietcapaciteit op zich, maar wel de manier waarop kredieten toegekend worden. Die zogenoemde kredietselectie gebeurt nu veel te veel op basis van eigen modellen en via ratingagentschappen, die zich op modellen baseren. Het gevolg daarvan is dat veel kredietbeslissingen niet meer gebaseerd zijn op de ervaring, het gezond verstand en het professionalisme van een kredietverstrekker, maar geoutsourcet worden aan computermodellen, ondanks de talrijke problemen die deze modellen al op hun kerfstok hebben. Dat leidt tot een standaardisatie van de kredietnormen: uw profiel past in de modellen of niet, een tussenweg is er niet.

Ook de zekerheden worden gestandaardiseerd. Voor iedereen hetzelfde. Daardoor lopen we het risico dat goede kredieten geweigerd worden door banken met veel liquiditeit en gevaarlijke kredieten aanvaard worden, alleen op basis van hun rating.

Daarnaast is er een probleem met de activiteiten van banken op de kapitaalmarkt: in België en omringende landen zijn er veel banken die hun kapitaalbuffers grotendeels gebruiken om afgeleide producten aan de man te brengen. Veel van die activiteiten zijn nutteloos voor de klanten en soms zelfs ronduit gevaarlijk. Regelmatig komen gevallen boven water van klanten die daarover klagen. Als de overheid nog meer kapitaal zou inbrengen, zoals Peersman voorstelt, is het gevaar reëel dat het door de banken wordt gebruikt om nog meer activiteiten in afgeleide producten te ontwikkelen.

In de plaats daarvan moeten we het financiële landschap in België grondig hervormen.

Om te beginnen moet het systeem van gewogen risico’s afgeschaft worden. Alle kredieten houden nu eenmaal risico’s in. Als je gaat tolereren dat bepaalde categorieën van krediet als risicoloos bestempeld worden (zoals overheidsobligaties), en dat banken daarvan dus onbeperkte bedragen op hun balans mogen hebben, dan speel je met vuur. Banken aanmoedigen om modellen te gebruiken om deze ‘gewichten’ te gebruiken, is evenzeer gevaarlijk. Het is beter om een redelijk aandeel van eigen middelen op de bankbalans te eisen, en goede raden van bestuur en regulatoren te hebben die bekwaam zijn om de kredietactiviteiten van banken te beoordelen.

Verder is het nodig om het gebruik van klantendeposito’s voor risicovolle marktactiviteiten te beperken, waardoor meer middelen vrijkomen om kredieten te verschaffen.

Het Blauwe Fabriekje

Peersman merkt terecht op dat de grotere rol voor kapitaalmarkten bij financiële intermediatie in Angelsaksische landen een troef is. In Europa moet dat aandeel groter worden. Wij hebben geen banken nodig om overheidsobligaties te kopen. De fiscale discriminatie tegenover de kapitaalmarkt is pervers. Obligaties of beleggingsfondsen zouden onder hetzelfde fiscale regime moeten vallen als spaarboekjes. Kredieten herverpakken kan op zich handig en nuttig zijn, als men er geen misbruik van maakt. We moeten lessen trekken uit de misbruiken die tijdens de jaren 2002-2007 in de Verenigde Staten gebeurd zijn, en er opnieuw een normaal financieringsinstrument van maken. In de Verenigde Staten werd de markt grondig hervormd, en met resultaat.

Misschien moet ook gedacht worden aan een (staats) bank voor langetermijnfinanciering, die zich met haar kapitaal en met langetermijnobligaties zou financieren en zo op lange termijn kredieten kan uitgeven, mits een waarborg van banken. De financierings- en kredietrisico’s splitsen, kan het liquiditeitsprobleem oplossen voor projecten die meer dan tien of vijftien jaar kredieten nodig hebben. Het ‘Blauwe Fabriekje’ (de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid) van vroeger werkte zo, en vrij goed: de banken kwamen om langetermijnkrediet aan te vragen, namen het kredietrisico, terwijl het ‘Blauwe Fabriekje’ de risico’s voor de langetermijnfinanciering op zich nam.

Vers kapitaal van de overheid kan door banken worden gebruikt om nog meer activiteiten in ­ potentieel gevaarlijke­ afgeleide producten te ontwikkelen

Posted by Eric De Keuleneer at 2:48